Het was 2 september. Ik had net mijn eerste dag van het schooljaar achter de rug. De kindjes lagen al een poosje uitgeteld in de zetel en gingen bijna slapen. Ik was boven wat aan de computer aan het werken toen mijn oog plots op een binnenkomend bericht viel. Ik bleef naar de rechterbenedenhoek van mijn scherm staren waar zijn naam verschenen was. Zelfs nadat het balkje verdwenen was, kon ik mezelf niet tot actie bewegen. Onderwerp: “Antwoord op verzoek van 28 augustus”.

Ik zou het eindelijk (mogen) weten of de man die ik benaderde ook effectief gedoneerd had in 1987. ‘Gebeurt dit echt?’ dacht ik nog. Uiteindelijk verzamelde ik toch mijn moed en ging naar mijn inbox. Eerst las ik heel snel diagonaal de lange mail om een algemeen beeld te krijgen van de toon. Die was OK, zelfs lief. Zonder verder in detail te lezen, stormde ik naar beneden en sprong in de armen van mijn man. Hij wist natuurlijk onmiddellijk hoe laat het was, al kon hij door de lange uithalen waarmee ik huilde eerst nog niet opmaken of het antwoord positief of negatief was.
Ik liep terug naar boven en liet man en kinderen verbouwereerd achter. Ik las zijn mail wel twintig keer die avond en kon maar niet geloven dat ik na 3 jaar (of een heel leven?) waarschijnlijk echt kon stoppen met zoeken. Nog steeds volledig perplex belde ik een vriendin en las een stukje van zijn mail voor. ‘Hij klinkt zelfs zoals jij, An!’, fluistert ze vol ongeloof. Elke vezel in mijn lijf voelt dat dit klopt.
No responses yet