In mijn hoofd zit een bolleke wol. Ik had de gewoonte het altijd strak opgerold te bewaren en de laatste eindjes nog strakker op te winden zodat er niets zou lossen en niets mee kon gebeuren. Knoopje erin en klaar.

Dat ging prima zo tot op een dag de wind onstuimig mijn bolleke buiten handbereik blies.  De knoop kwam los en het bleef maar rollen en rollen en rollen…, de berg af tot in een diep donker dal. Ik holde het achterna in de hoop dat ik het nog zou kunnen tegenhouden, maar helaas.

Het dal bleek een doolhof en ik geraakte verstrikt in mijn eigen draad.  Ik probeerde paniekerig en wat onhandig alle draad weer bij elkaar te rapen voordat hij vuil zou worden, iemand erop zou trappen of zou zien dat het allemaal in de war zat. Tevergeefs.

Het was geen mooi bolleke meer en ik wist niet meer waar ik was of wat ik moest doen. Daar zat ik dan met kilometers losse wol op mijn schoot. Ik kneep mijn handen samen in een poging de chaos te bedwingen en de draad terug in zijn vroegere vorm te krijgen. De draad liep in een wirwar tussen mijn vingers, rond mijn voeten en mijn buik. Ik leek wel meer dan twee handen nodig te hebben, maar zelfs mijn armen en benen zaten vast. Ik zat vast.

Ik moet dit toch kunnen? Gewoon kalm de knopen eruit halen, weer oprollen en klaar. Toch?

Maar ik kon niets meer, ik dacht niets meer, wist niets meer.

“Een bolletje rollen, hoe moet dat nu toch weer?” huilde ik zacht.

Categories:

Tags:

One response

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: