Iedereen heeft een blinde vlek. Niet enkel in het oog, maar ook in de omgang naar zichzelf en anderen toe. In het Johari-venster omschrijft men het als “bekend aan anderen, maar niet aan jezelf.” Men doelt eigenlijk op een karaktertrek waar je je niet bewust van bent of een stopwoordje dat je vaak gebruikt. Klinkt allemaal erg logisch, zeker als je er onderstaand schema even bijneemt.

Johari-venster (Bron: www.tekieftecoaching.nl)
Compleet aannemelijk, maar wat als je je met (een deel van) je “zijn” in die blinde vlek bevindt?
Wanneer ik in de spiegel kijk, bekruipt me een gevoel van vervreemding. Ik weet niet of ik er voorbij kijk, of dat ik mezelf écht letterlijk niet kan zien in de spiegel. De blinde vlek die ik (niet?) zie wanneer ik in de spiegel kijk, voelt erg “unheimlich”. Het zorgt voor een onrust waardoor ik mezelf ook op foto’s niet herken. Geen wonder dus dat ik liever achter de lens sta dan ervoor.
Ik vind het enorm moeilijk om dit uit te leggen, maar ergens stelt het me gerust dat andere donorkinderen vaak perfect weten waarover ik het heb. Contact met lotgenoten werkt daarom ook erg helend omdat ze je leren jezelf te zien. In elkaars ogen zien we vaak een deeltje van onze innerlijke werkelijkheid die in de herkenning bij elkaar bestaansrecht krijgt. Donorkinderen die hun biologische vader en/of halfbroers of -zussen gevonden hebben, geven vaak ook aan dat hun spiegelbeeld vollediger is en dat ze door de ontmoeting zichzelf ook beter kunnen zien.
Ik hoop dat ik die dag ook ooit mag meemaken.
No responses yet