Op de Boekenbeurs had ik gisteren een aangenaam gesprek met Prof. dr. Petra De Sutter. Ze tekende samen met Elke Lahousse (journaliste bij Knack) haar verhaal op in het boek “[Over]leven“. Zelf omschrijft ze het als het verslag van een persoonlijke bevrijding, een strijd om te worden en te tonen wie je echt diep van binnen bent. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken dat mijn nieuwsgierigheid daardoor gewekt werd, want ook in deze blog draait het ten slotte allemaal om overleven en de weg zoeken naar/in mijn het leven.
In het interview dat ze gaf op het Rode Podium sprak ze over de verschillende aspecten die in het boek ook aan bod komen, waaronder ook haar vakgebied van de reproductieve geneeskunde. Bij bepaalde zaken die ze vertelde trok ik grote ogen (en misschien ook wel mijn wenkbrauwen op). Ze gunde ons een blik in de toekomst, besprak de dingen die binnen afzienbare tijd mogelijk zouden zijn, maar voegde hier dan wel meteen aan toe dat ze zich ook bezighoudt met de vraag of wat kàn ook altijd moet gebeuren. Terecht.
Ik sprak haar nadien (zie mij gaan!) tijdens de signeersessie dan ook aan met de vraag of donorkinderen volgens haar recht hebben op het kennen van hun afkomst. In het gesprek, net zoals in het boek, liet ze in het midden of anonimiteit in België ook (zoals in Nederland) afgeschaft moet worden. Nadat ik vertelde dat het voor mij een moeilijke zoektocht was, die eigenlijk pas vijf jaar geleden begon, heeft ze geruime tijd zeer empathisch met me gesproken. Ik had het gevoel dat ze het probleem waarmee ik zat erkende en de “strijd” die ik nu voer, begrijpt. Ze bood me zelfs haar hulp aan. Voor mij ergens heel contradictorisch omdat mensen zoals ik geen strijd zouden moeten voeren als anonieme donatie niet in stand gehouden zou worden. Ook al is de geheimhouding binnen gezinnen in deze tijd niet meer zo vaak aan de orde als dertig jaar geleden, toch ontzegt men mensen nog steeds moedwillig informatie over hun afkomst.
Op deze eenzijdige manier wordt ook artikel 7 van het kinderrechtenverdrag in het boek geïnterpreteerd. Ik citeer:
“Artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag zegt dat kinderen het recht hebben, voor zover mogelijk, om hun ouders te kennen. Ik laat hier even in het midden of dit betekent dat anoniem donorschap in België binnenkort verleden tijd zal zijn. Het betekent in ieder geval dat je voor een kind geen geheimen mag hebben over de manier waarop de zwangerschap tot stand kwam.” (Uit: [Over]leven, p 77)
Op zich niets mis met deze uitspraak, integendeel. Maar het pijnlijke van de zaak is dat hiermee alles gezegd lijkt te zijn. Was het maar zo eenvoudig… Het gaat niet alleen om die kennis over het ontstaan, maar ook om de kennis over de afkomst. U schijnt te geloven dat, zolang ouders aan hun kind uitleggen hoe het er gekomen is en je als ouder genoeg beklemtoont hoe gewenst het kind is, het hiermee meestal geen problemen zal ondervinden.
Mevr. De Sutter, ik apprecieer dat u er zich van bewust bent – zo lees ik in uw boek (p 77) – dat de reproductieve geneeskunde een invloed heeft op zelfbeeld en identiteit (een woord dat u zelf overigens in de strikte zin niet graag in de mond neemt). Bovendien lijkt u ook de drang naar informatie te begrijpen.
Mensen die hun biologische ouders om welke reden ook nooit gekend hebben, bijvoorbeeld omdat ze vroeg overleden zijn of omdat ze zelf geadopteerd zijn, verlangen meestal toch wel wat informatie. (Uit: [Over]leven, p 80)
Maar – u voelde hem zeker al komen – toch legt u de keuze voor anonimiteit en dus de sleutel tot die informatie nog steeds in handen van de wensouders…
“Wensouders moeten in mijn ogen de mogelijkheid blijven hebben om te kiezen voor een anonieme donor. Sommigen willen de donor niet kennen om zichzelf en hun gezin te beschermen. Ik ben ervan overtuigd dat ouders de verantwoordelijkheid moeten krijgen om te doen waar ze zich het best bij voelen en wat voor hun kinderen het beste is. Ik zie ook niet in waarom donorkinderen meer rechten zouden moeten krijgen dan bijvoorbeeld buitenechtelijke kinderen, die vaak ook niet weten wie hun genetische vader is. ” (Uit: [Over]leven, p 80)
Spreekt u dus uzelf in dit hoofdstuk niet tegen dan? Of voelt u dat niet zo? Ik stel me trouwens ook de vraag of er echt geen problemen zijn bij de kinderen die geïnformeerd worden over de manier waarop ze tot stand kwamen, of dat dat alleen maar zo lijkt omdat er nog niet voldoende onderzoek gevoerd is naar de psychologische implicaties bij donorkinderen zelf.
Ouders kunnen bovendien toch niet gedurende het hele leven van de kinderen beslissen “wat voor hun kinderen het beste is”? Waarom de kinderen dan wel a priori de mogelijkheid ontnemen later zelf te beslissen over het al dan niet op zoek gaan? Is dat niet erg paternalistisch?
Met die laatste zin over buitenechtelijke kinderen lijkt u trouwens te impliceren dat ook die situatie aanvaardbaar is en geen problemen stelt voor de kinderen. Dat is in rechtstreekse tegenspraak met de recente rechtsgang in de zaak Boël. Veel van deze kinderen weten het overigens ook zelf niet en kunnen dus hun eigen vragen en rechten daarover dus niet laten gelden.
In uw boek kom ik overigens wel vaak “zij [de ouders] hebben er recht op” tegen en dat wringt een beetje om heel eerlijk te zijn. Het gaat helemaal niet om de ouders, maar om het kind dat verwekt wordt. De leegte die wordt opgevuld bij de wensouders verschuift gewoon naar de kinderen, zo omschreef Monique Aarts het heel erg mooi in een reportage op NPO1. Waarom krijgen de (wens)ouders alle rechten en gaat u voorbij aan de elementaire rechten van het kind? Zouden de rechten van het kind niet moeten primeren op het “recht (?) op een kind”?
Ik zou u willen vragen de sleutel van de persoonlijke bevrijding waar u zelf zo in gelooft ook bij ons te leggen. Heeft dan niet iedereen even veel recht op zijn eigen “strijd”? Als het beslissingsrecht (over het al dan niet kennen van de donor) bij de kinderen in plaats van bij de ouders gelegd zou kunnen worden (net zoals in Nederland), geeft u een krachtig signaal dat ook in België donorkinderen op een moment in hun leven het recht hebben om kennis op te vragen over hun herkomst. Het recht op een leven met alle mogelijke informatie die ergens wél beschikbaar is. Dàt zou nog eens een mooi signaal zijn naar de toekomst toe…
Ik zou hier nog heel lang over kunnen doorgaan, maar wil graag afsluiten met een uitspraak die mijn vechtlust alleen maar heeft aangewakkerd. Deze kwam ter sprake tijdens het interview over het bio-ethische debat dat u ook mee voert (zowel in de medische wereld, als ook politiek). U stelde de vraag of het in het leven altijd zo is dat je diegenen moet geloven die het luidste roepen. U vond van niet. Wanneer je een sterke argumentatie kan neerzetten, kan je zelfs die personen overstemmen, zo klonk het. Wel Mevr. De Sutter, ik hoop dat u hier blijft meelezen en dat ik u kan overtuigen. Mijn stille strijd is nog niet gestreden. Ik bedank u alvast voor uw tijd en open geest.
One response
[…] had ik nooit gedacht dat ik op die maand tijd de arts ging terugvinden, het lef ging hebben om Petra De Sutter aan te spreken of om zo openlijk met iedereen in debat te treden. Ook al gaf dit mij een groot gevoel van […]